Kavel 1.07
Frederik Ham (1762-1810) was predikant in de Hilversumse Dorpskerk (de huidige Grote Kerk) van 1788 tot zijn dood op 1 juli 1810.
Voor de intrededienst van dominee Ham in Hilversum schreef Krijn Perk (oom van Albertus Perk) een gedicht waarvan de eerste letters van elke regel de naam F. Ham vormen.
Fontein van Eeuwig vergenoegen
Hoe zalig is dit lot
Ai mocht dit ook het uwe worden
Mijn broer, dit schenke U God
Ham was een echte Oranjeklant en dat bracht hem in moeilijkheden toen in 1795 stadhouder Willem V het land ontvluchtte. Ham kreeg zijn salaris van de gemeente Hilversum en die verlangde wel dat de predikant trouw was aan de beginselen van de Bataafse Republiek. Het salaris van Ham werd tijdelijk stopgezet. Omdat er toch geld in het laatje moest komen (Ham zou met zijn echtgenote Johanna Jacoba de Cock tien kinderen krijgen), begon Ham een weverij in de Oude Torenstraat. Soms ging hij voor de ochtenddienst begon nog even naar de haven om schippers te helpen met het laden van producten.
In juni 1810 preekte Ham over een tekst uit het Bijbelboek Jesaja: Zoekt den Heere terwijl Hij te vinden is. Een paar dagen later stierf hij onverwacht aan krampkoliek. Bij zijn uitvaart waren veel mensen aanwezig. Zijn vrouw ging verder met de weverij en ook hun oudste zoon heeft in het bedrijf gewerkt.
Op het graf van Frederik Ham staan deze woorden:
Wiens mond weleer ons heeft geleerd,
Dat ’t stof tot de aarde wederkeerd,
Den geest tot die Hem gaf,
Zwijgt hier, maar leeft nu boven
Om zijnen God te loven
Wiens stof rust in dit graf.